Gisteren heb ik me een lange dag (van 7.15 tot 17 uur) in een vogelhut vermaakt met een grote variatie aan bosvogels. En meer schepsels, maar daar kom ik zo op. In het voorjaar ben ik hier ook geweest en toen hadden appelvinken een hoofdrol gespeeld. Gelukkig lieten ze zich wel een paar keer zien, maar nu meer in de rol van bezoekers. De setting werd gedomineerd door vele grote bonte spechten, roodborsten in alle stadia (jong en dus nog helemaal bruin gevlekt, iets ouder met opkomende rode borstveren en de volwassenen), mezen en gaaien. De bonte vliegenvanger kwam een paar keer langs, maar koos steeds een plek uit met een rommelige achtergrond. Die foto’s zijn niet door de screening gekomen. Wat later op de dag werden de winterkoningen wat vrijer en verschenen ze af en toe ‘in het openbaar’. Deze keer was er geen duidelijke hoofdrol weggelegd voor een specifieke soort, het was een gevarieerd gezelschap.
De appelvinken hebben jongen gekregen en die hebben een fors ‘gevlekte’ buik.
Er was ook even een paartje zwartkoppen aanwezig. Onderstaande zwartkop (links) is een vrouwtje, vanwege het bruine petje. Maar de kleur is nog erg bescheiden, dus wellicht is dit een jong volwassen dame die nog moet bijkleuren. Het roodborstje (rechts) is nog in de spikkelfase. Geen spoortje rood te zien. Komt goed.
Gaaien zijn een stukje forser dan grote bonte spechten en zijn dus dominant (zo werkt het meestal in de vogelwereld). Dat is duidelijk te merken als ze in elkaars vaarwater komen, dan laat de gaai zich gelden. Maar over het algemeen dulden ze elkaar.
Volgers van mijn blog weten dat ik muisjes erg leuk vind. Dit keer was de ‘muis’ wel erg fors uitgevallen met een ongezellig dikke staart om over de wrattige oren maar te zwijgen. Deze rat wilde ook een graantje meepikken en zat op een meter afstand van mij zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Ik liet ‘m zijn gang gaan, maar een rat kan niet op mijn sympathie rekenen. Hoewel de snuit dan wel weer oké is.
Laten we maar snel doorgaan naar de winterkoning, een grote naam voor dit mini-vogeltje. Geen zadeneter (dat zie je aan de spitse snavel) en komt dus niet op het voer af. Maar er lagen genoeg takken rondom de hut om een prettige habitat voor deze soort te creëren. Ondanks zijn geringe afmeting is zijn ratelzang in de hele omgeving te horen.
Tussendoor was er ook al eventjes een eekhoorn bij de hut verschenen, maar hij nam snel weer de benen. Gelukkig kwam hij later in de middag terug om wat langer op het toneel te blijven. Ik begon enthousiast plaatjes te schieten, maar zag dat er iets vreemds aan de hand was. Eigenlijk niet aan zijn hand, maar aan zijn oog. Eerst dacht ik dat er een oog ontbrak, na beter kijken leek er wit pus uit te komen. Het zag er in ieder geval niet uit en dan kan je nog zo’n leuke foto maken… een fraai gezicht was het zeker niet. Dus wat doe je dan? Nou, zijn goede kant benutten en zorgen dat hij er toch prachtig op komt te staan. Ondanks lek en gebrek is het leven de moeite waard.