Om zes uur opgestaan, beneden dus alles nog donker. De keukenverlichting bracht helderheid, maar voor een naar binnengevlogen nachtvlinder was het schrikken. Het flinke ‘beest’ fladderde onrustig alle kanten op. Pas toen het keukenlicht uit ging, kwam de vlinder tot rust en zo kon ik ‘m met behulp van een glas en een kaart buitenzetten. Spannend begin van de dag. Dat kreeg een vervolg toen ik onder de poortwoning een vleermuis vlak over me heen zag scheren. Zoek dekking! Ook dat ging goed, op naar het Binnenveld. Daar aangekomen op een bank naar de zonsopkomst gekeken.
Afgelopen week ben ik veel hiernaartoe geweest. Om moed te verzamelen vanwege een pijnlijke implantaat (ja, dat kan blijkbaar). Afspraak gisteren met implantoloog werd afgezegd wegens ziekte. Nu volgende week naar Nieuwegein, hopelijk is hij dan beter en kan hij me in zijn eigen praktijk helpen. Jeff gaat mee, dat scheelt een stuk!
Maar daarom dus veel in de natuur geweest, dat helpt mij. Begin van de week waren de ochtenden mistig en fris. De hele omgeving is dan verstild. Evenwel lieten de vele ganzen en kievieten van zich horen. En de felle roep van een ijsvogel laat zich ook niet dempen, hij vloog af en aan en kwam met een visvangst voorbij zetten. Lepelaars zijn inmiddels een vertrouwd gezicht in deze contreien. De jonge exemplaren hebben zwarte vleugelpunten:
De kleine zilverreiger lijkt te blijven plakken, wellicht opvetten voor de trektocht naar warme oorden. Op onderstaande foto kan je duidelijk het verschil in grootte zien:
Het is weer ganzentijd en dan is het leuk om de bijzondere soorten uit een grote groep te filteren. Deze was wel erg opvallend anders, hoewel het toch gewoon een grauwe gans is:
De wilde bermbloemen zijn wat bloei betreft over het mooiste heen, toch stelen een aantal laatbloeiers nog de show:
Soms schuilen er achter de naamgeving interessante weetjes. Zo heet de eerste bloem Oranje springzaad met als Latijnse naam: Impatiens capensis. Impatiens betekent ‘ongeduldig’ of ‘haastig’ en is een verwijzing naar de zaden, die kunnen niet wachten op verspreiding. Daarom springen ze uit elkaar als ze rijp zijn en aangeraakt worden. Capensis betekent ‘uit de kaap’ van Kaap de Goede Hoop. De naamgever van deze plant dacht dat de plant uit Zuid-Afrika afkomstig was, maar de plant komt uit Noord-Amerika. Grappig toch!
Blijkt dat je ook allemaal verschillende egels hebt, dit is de West-Europese egel:
Het is een nachtdiertje en als je ‘m overdag ziet, dan is er vaak iets aan de hand. Nu waggelde hij als een malle, alsof hij dronken was. Hopelijk een tijdelijke toestand en gaat hij snel weer in over in zijn nacht-dagritme.
Leuke soorten gezien zoals het paapje en de visarend. Ver weg, maar wel bewijs van:
Terwijl ik de foto van het paapje bekeek, kwamen er drie groenpootruiters over. Camera stond niet in de ‘vlieg stand’, dus dan moet je de ‘meetrek techniek’ gebruiken. Ze staan erop:
Van hoog- naar laagvliegers, mijn oog viel op deze Kleine vuurvlinder. Een minivlinder met vleugels vol ouderdom. Oud en nieuw, beide hebben mooie kanten. Zoals de ongereptheid van een nieuwe Wikke-bloem, nog geen smetje te zien.
We gaan van de hak op de tak dit keer, maar dat houdt de spanning er ook een beetje in. Terug naar vogelland, er vliegen heel wat valkensoorten rond. Zoals deze boomvalk, op jacht naar libellen. Na vangst in vogelvlucht worden de vleugels van het insect getrokken en daarna peuzelt de valk ‘m al vliegend op:
Jaarlijks komen er in deze tijd roodpootvalken langs. Die blijven dan een tijdje, voor ze verder trekken. Een echte bezienswaardigheid, zo hoefde ik deze twee niet te zoeken. Gewoon kijken naar een groepje mensen in de berm. De roodpootvalken keken vanuit de hoogte op dat mensengedoe neer:
Vandaag heb ik op eigen gelegenheid ze ook gevonden, nu kan je de rode poten beter zien:
En dan nog de vertrouwde torenvalk, die zomaar vlak voor mijn neus in de lucht bleef hangen:
Zittend op de steiger, midden in het hooiland, heb ik heel wat uurtjes doorgebracht. Daar las ik het bericht in de gezinsapp over een ‘vunzige spin’ boven de piano. Die had ik vanochtend over het hoofd gezien, maar het was al spannend genoeg met de nachtvlinder en de vleermuis. Echt bang voor spinnen ben ik niet, toch pak ik ze niet met de hand en de grote exemplaren ga ik liever uit de weg. De thuiskomst was dus omgeven met een vleugje oplettendheid. Het viel mee, hoewel zo’n spin groter lijkt te worden naarmate je met een glas dichterbij komt. Door te blazen verkleinde de kriebelpoot zich en zo kon ik ook deze rakker buiten zetten.