We hebben een winterse week achter de rug, meerdere keren ben ik op pad geweest in het Zandgat en ook nog een Binnenveldronde gedaan. Vanwege het (tijdelijk) wegvallen van werkuren is mij een zee van tijd gegund. Die ik graag buiten doorbreng. Het begon dus met sneeuwval. Niet erg veel, maar wel genoeg om een sneeuwpop van te kunnen maken. De makers zullen er plezier in hebben gehad, gezien de vrolijke uitstraling van de pop:
Een aantal dagen kwam de zon er ook bij kijken en dan krijg je weer heel andere plaatjes. De trap rechts is een uitdaging gezien de gladheid en hoogte. Die moet ik wat vaker nemen om de conditie op peil te brengen.
Bovenaan was het een hotspot van mezen die tussen de blaadjes aan het scharrelen waren. Superleuk om die gade te slaan en hun gedrag te observeren:
Evenwel was het ook een knooppunt van menselijk wandelverkeer en dat is dan weer minder. Als het rustig zou zijn, kan ik makkelijk hier een uurtje doorbrengen. Maar met het komen en gaan van al dat volk zoek ik toch de rust op. Even verderop een zijpad gekozen dat uitliep op een heus Narnia-bospaadje. Al slalommend onder en tussen de takken door gelopen. Dat lukte zonder sneeuwval in mijn nek ;-).
Wat vogels betreft verder niet heel uitbundig deze dagen, af en toe eens een leuke waarneming zoals staartmezen, een specht, goudhaantje en een winterkoning hier en daar. Deze klimmende boomkruiper en poetsende boomklever zaten lag genoeg op een plek om vast te kunnen leggen.
Over poetsen gesproken, gisteren waren twee knobbelzwanen zichzelf aan het verzorgen op het dijkje langs de Grift in het Binnenveld. Die lange hals (ze hebben het grootste aantal halswervels in de vogelwereld: 26) is dan best handig. Ook leuk om te zien dat de jonge zwaan duidelijk nog donkere veren heeft. De jongen blijven een jaar bij hun ouders. Wanneer ze het verenkleed van een volwassen zwaan krijgen, verjagen de ouders de jongen. Overigens zijn er ook witte jonge exemplaren. Na drie jaar zijn de jongen volwassen.
De zonsopkomst was niet zo kleurrijk, de wolken aan de tegenovergestelde kant kleurde wel mooi roze-rood.
Mijn fiets had ik bij het hek gezet en ben een rondje gaan lopen. De plassen in het veld zijn deels nog bevroren, deze meeuwen streken sierlijk neer aan de rand van zo’n watertje.
Bijna weer terug bij de fiets streek het licht prachtig over de pluimen. Waardoor ook dood plantenmateriaal levendig wordt. Zo heeft elke seizoen weer zijn eigen charme.
Dat zonlicht veel doet laat onderstaande afbeelding goed zien. De kleuren van deze wilde eend spatten ervan af. En met de weerspiegeling van het water erbij, worden de kleuren extra intens.
Steenuil Rakker zat weer in de goot. Maar zeker niet open en bloot. Er werd mij een heel klein stukje uil vergund. Nu zit er verderop nog een soortgenoot, die liet zich wel in vol ornaat bewonderen. En toch… met deze vrije vogel heb ik minder dan met ‘mijn’ uiltje. Je raakt gehecht aan je eigen volk.
Graag had ik de waterral gespot, aan de Nieuwesteeg. Twee mannen voor mij waren al aan het speuren, zonder resultaat. Na het bezoekje aan de tweede steenuil liep ik dezelfde weg weer terug, langs de sloot. Weer niks. Toch geef ik niet zo snel op en kijk daarom ook nog eens regelmatig achterom. En daar, zie ik daar dan toch… is dat ‘m? Jawel hoor, raak! Hij scharrelde eventjes behoorlijk vrij en dichtbij, waarna hij tussen de rietstengels dook.
In de Grift zag ik nog zo’n schuwe watervogel, een dodaars. Dit keer met een hele forse vangst, hij moest flink zijn best doen om deze buit op te slokken. Uiteindelijk ging hij met een goed gevulde maag weer zijns weegs. En ik ook.
Het fietspad langs de Grift was op bepaalde plekken erg glad, daar ben ik afgestapt en heb zo hele stukken te voet afgelegd.
En laat ik daar nou nog een heel grappig tafereel ontdekken. Een heel aantal ooievaars stonden op de grotere plas. Voorlangs zwommen meerkoeten voorbij terwijl er ook een heel aantal koeten voor een wandeltocht over het gladde ijs kozen. Het zag er zo koddig uit. Daar komt de titel van deze blog dan ook vandaan: klunende koeten.