Vanwege onze uitstap naar Friesland, is het alweer even geleden dat ik het Binnenveld heb bezocht. Vandaag was er gelegenheid om dat goed te maken, ik was al voor de wekker wakker en hoorde een merel de ochtend begroeten: The birds they sang, at the break of day…
De dag begon dus vroeg en de opkomst van de zon was de moeite waard. Bij de Kooiweg-plas zat ik te genieten van de grutto’s die nog steeds hoog in de lucht hun kunsten vertonen voor wie het maar wil horen en zien (en natuurlijk vooral voor de vrouwtjesgrutto’s… ). Tureluurs, kievieten, gele kwikstaarten en graspiepers, ze waren er allemaal. Toen het echt licht geworden was, nog een rondje door de Hooilanden gefietst. Deze graspieper zat zo mooi in het ochtendlicht te zingen met klaverbloemetjes op de achtergrond:
Iets verderop zat een koppeltje patrijzen. Een paar wetenswaardigheden van de Vogelbescherming over deze soort: Patrijzen komen voor op akkers, graslanden en hoogveen, de vogels zoeken hun voedsel langs ruige akkerranden met akkeronkruiden, weiden met hagen, met bloemen begroeide dijken, enz. Broedt van eind april tot eind mei. Eén legsel met een groot aantal eieren, meestal 13 tot 16. Broedduur: 23-25 dagen. Ze hebben een nest op de bodem in dichte vegetatie. De jongen stappen meteen het nest uit en zijn na 14 dagen vliegvlug. Na zo’n 5 weken zijn ze zelfstandig. Volwassen patrijzen eten vooral plantaardig voedsel en – als ze ‘voor de bek lopen’ – ook wel insecten. De kuikens zijn volledig van insecten afhankelijk. Daardoor overleven patrijzen alleen op plekken waar voldoende insecten in (ruige) akkerranden en graslanden te vinden zijn. Patrijzen zijn standvogels, die jaarrond in het leefgebied verblijven.
De ringmussen waren volop met nestelen bezig, of in ieder geval het inspecteren van de huisjes. Om de een of andere reden moest ik bij het rechter huisje denken aan Bassie & Adriaan. Thuis heb ik het uitgezocht: in die serie komen boeven voor als B2 en B100 voor. De aanduiding B5 triggerde iets (bijzonder hoe hersenen werken) en zeg nou zelf, de mus heeft best een boevenkoppie zo.
Ten slotte nog deze aalscholver die zijn verenpak moest laten opdrogen. Balancerend op een eeuwenoude veeneik liet hij de wind zijn werk doen. Zo kan hij straks weer veilig het water in zonder loodzwaar te worden.